December 15, 2025

Waarom de intercity zo snel is en wat dat betekent voor je reistijd

Waarom de intercity zo snel is en wat dat betekent voor je reistijd

Waarom de intercity zo snel is en wat dat betekent voor je reistijd

Ontdek alles over snelheid intercity: wat bepaalt de vaart, hoe HSL helpt en welke tips je reistijd verkorten. Praktisch, helder en actueel.

Benieuwd waarom je intercity de ene keer vliegt en de andere keer lijkt te treuzelen? Je ontdekt het verschil tussen topsnelheid, dienstregelsnelheid en je echte gemiddelde, en hoe factoren als acceleratie, haltepatroon, ATB/ERTMS en de HSL (ICNG tot 200 km/h) in Nederland en België je reistijd bepalen. Met slimme, praktische tips-van HSL-routes kiezen tot realtime info en handig in- en uitstappen-maak je je rit merkbaar sneller.

Snelheid van intercity: basis en begrippen

Snelheid van intercity: basis en begrippen

Als je het over de snelheid van een intercity hebt, gaat het niet alleen om de topsnelheid die een trein technisch kan halen, maar vooral om wat er in de praktijk is toegestaan en haalbaar is. Maximale snelheid is de ontwerpsnelheid van trein en spoor, dienstregelsnelheid is de limiet die in de dienstregeling en op het traject geldt, en gemiddelde snelheid is de afstand gedeeld door de totale reistijd inclusief stops. Dat laatste ligt altijd lager, omdat je moet optrekken, rijden, remmen en stilstaan. Versnelling en remvertraging bepalen hoe snel je weer op snelheid komt na een halte; een langere halteafstand en weinig stops zorgen ervoor dat je dichter bij de dienstregelsnelheid uitkomt. De baanvaksnelheid (de toegestane snelheid op een stuk spoor) wordt bepaald door boogstralen, wissels, hellingen, geluidseisen en de seingeving.

Veiligheidssystemen bewaken of je niet te hard rijdt: in Nederland is dat vaak ATB (Automatische TreinBeïnvloeding), en op nieuwere of opgewaardeerde trajecten ERTMS (European Rail Traffic Management System), waarmee hogere snelheden en strakkere bewaking mogelijk zijn. Ook de treintype speelt mee: modern intercitymaterieel trekt sneller op, remt consistenter en kan onder ERTMS hogere snelheden rijden. Tot slot beïnvloeden drukte op het spoor, in- en uitstaptijden, kruisingen met andere treinen en rijtijdmarges je daadwerkelijke reistijd, waardoor de echte snelheid die je ervaart vaak iets lager is dan de cijfers doen vermoeden.

Maximale, dienstregel- en gemiddelde snelheid

Als je over intercitysnelheid praat, gaat het om drie verschillende dingen. Maximale snelheid is wat trein én spoor technisch aankunnen; moderne intercity’s zijn ontworpen voor 160 tot 200 km/h, afhankelijk van materieel en beveiliging. Dienstregelsnelheid is wat je echt mag rijden op een traject, bepaald door baanvaksnelheid, seinen en systemen zoals ATB of ERTMS; op veel lijnen is dat 140-160 km/h, op HSL-stukken tot 200 km/h.

Gemiddelde snelheid is wat je als reiziger ervaart: afgelegde afstand gedeeld door totale reistijd inclusief stops. Die ligt lager door optrekken, remmen, in- en uitstappen, kruisingen en eventuele vertragingen. Je merkt dat lange stopafstanden, weinig haltes en vlot optrekken de gemiddelde snelheid dichter bij de dienstregelsnelheid brengen, terwijl drukke knooppunten dat verschil vergroten.

Versnellen, remmen en haltepatroon

Hoe snel je intercity in de praktijk rijdt, hangt sterk af van hoe vlot je na een stop kunt versnellen, hoe gecontroleerd je moet remmen en hoe vaak je stopt. Versnellen kost tijd en energie: het tempo wordt bepaald door tractievermogen, treinlengte en grip op het spoor. Op trajecten met korte afstanden tussen stations haal je de baanvaksnelheid vaak niet, waardoor de gemiddelde snelheid zakt. Remmen gebeurt volgens een remcurve die door veiligheid en comfort is begrensd; je begint dus op tijd met remmen en verliest snelheid over een langere afstand.

Moderne treinen winnen energie terug met regeneratief remmen. Het haltepatroon is cruciaal: intercity’s stoppen minder vaak dan sprinters, maar drukte, korte perrons en langere in- en uitstaptijd kunnen je gemiddelde snelheid alsnog drukken, zeker rond knooppunten en in spitsweer.

Veiligheidssystemen (ATB, ERTMS) en seinwezen

Hoe hard je intercity mag en kan rijden wordt strak bewaakt door het seinwezen (de manier waarop het spoor verkeer regelt) en de treinbeveiliging. ATB (Automatische TreinBeïnvloeding) controleert of je de toegestane snelheid niet overschrijdt met vaste snelheidsstappen en werkt vooral goed tot ongeveer 140 km/h, waardoor hogere snelheden op klassieke lijnen beperkt blijven. ERTMS (European Rail Traffic Management System) bewaakt continu je remcurve en vergunning om te rijden, vaak via cabineseingeving, waardoor je preciezer en veiliger op snelheid kunt blijven en op HSL-trajecten tot circa 200 km/h kunt rijden.

Kortere blokken en betere signaaldoorgifte vergroten de capaciteit en verkleinen rijtijdmarges, terwijl striktere bewaking bij verstoringen soms juist voor snelheidsrestricties zorgt. Zo bepaalt beveiliging indirect én direct je reissnelheid.

[TIP] Tip: Bereken gemiddelde intercitysnelheid: afstand gedeeld door reistijd, exclusief haltertijden.

Hoe snel rijden intercitys in Nederland en België

Hoe snel rijden intercitys in Nederland en België

Onderstaande vergelijking laat zien hoe snel intercity’s in Nederland en België rijden op klassieke spoorlijnen en op HSL-trajecten, en welke systemen die snelheden mogelijk maken of beperken.

Aspect Nederland België Toelichting/voorbeelden
Maximale snelheid IC-materieel (technisch) ICNG: 200 km/h; overige IC-materieel meestal 140-160 km/h M7/I11 met HLE18: tot 200 km/h (technisch), in dienst vaak 160 km/h Technisch haalbaar toegestane dienstsnelheid
Dienstregelsnelheid op klassieke lijnen Meestal 120-140 km/h; incidenteel 160 km/h Meestal 120-160 km/h Afhankelijk van baanvaksnelheid, seinen en haltepatroon
HSL-inzet door intercity HSL-Zuid: ICNG tot ca. 200 km/h (Schiphol/Rotterdam-Breda) HSL 2/4: IC’s 160-200 km/h, afhankelijk van materieel en ETCS Internationale HST (Thalys/Eurostar/ICE) tot 300 km/h zijn geen intercity’s
Beveiligingssystemen die snelheid bepalen ATB-EG op klassiek; ERTMS/ETCS Level 2 op HSL TBL1+ en ETCS L1 op klassiek; ETCS L2 op HSL Hogere snelheden (200 km/h) vereisen ETCS
Voorbeelden snelle IC-trajecten Amsterdam/Schiphol-Rotterdam-Breda (via HSL) Brussel-Luik (via HSL 2); Brussel-Antwerpen (via HSL 4) Reistijdwinst t.o.v. klassieke route door hogere baanvaksnelheid en minder stops

Kerninzicht: op klassieke lijnen rijden intercity’s in beide landen vooral 120-160 km/h; echte snelheidswinst tot circa 200 km/h ontstaat waar geschikte IC’s met ETCS de HSL benutten.

In Nederland halen intercity’s op de meeste klassieke baanvakken 140 km/h en op enkele stukken 160 km/h, maar de hoogste snelheden zie je op de HSL waar modern materieel zoals ICNG tot 200 km/h rijdt. Dat merk je vooral tussen Amsterdam, Rotterdam en Breda: via de HSL ben je duidelijk sneller dan via de oude lijn. Buiten de HSL spelen boogstralen, wissels en seingeving een rol, waardoor je vaak niet continu op topsnelheid rijdt. In België ligt de dienstregelsnelheid op klassieke lijnen meestal tussen 120 en 160 km/h, met ETCS-beveiliging op steeds meer trajecten.

Intercity’s gebruiken sommige HSL-aansluitingen beperkt en kunnen daar, als materieel en lijn het toelaten, tot circa 200 km/h rijden, maar doorgaans is 160 het plafond. Voor jou als reiziger telt vooral de gemiddelde snelheid: door stops, kruisingen en in- en uitstaptijd ligt die vaak rond 90-120 km/h tussen grote steden. Kies je een route met HSL en weinig haltes, dan verkort je reistijd flink; bij meer tussenstops of drukke knooppunten neemt het voordeel af.

Nederland: reguliere baanvakken en HSL (ICNG tot ca. 200 km/h)

Op reguliere baanvakken rijdt je intercity meestal 140 km/h en op een paar trajecten 160 km/h, begrensd door bochten, wissels en de beveiliging. Daar merk je dat je zelden lang op topsnelheid zit, zeker als haltes relatief dicht bij elkaar liggen. Op de HSL verandert dat beeld: met ICNG kun je tot circa 200 km/h rijden tussen Amsterdam, Schiphol, Rotterdam en Breda, met cabineseingeving via ERTMS en langere rechte stukken waardoor je de hoge snelheid ook echt vasthoudt.

Dat levert merkbare minutenwinst op ten opzichte van de oude lijn. Omdat ICNG snel accelereert, pak je bovendien tijdwinst bij het verlaten van knooppunten. De uitrol van ERTMS op meer trajecten moet in de toekomst helpen om hogere en constantere snelheden ook buiten de HSL te halen.

België: klassieke lijnen en inzet op HSL

Op Belgische klassieke lijnen rijdt je intercity meestal 120 tot 160 km/h, afhankelijk van bochten, kruisingen en de beveiliging. Steeds meer trajecten krijgen ETCS, waardoor snelheden en remcurves strakker bewaakt worden en 160 km/h betrouwbaarder haalbaar is. De HSL’s (zoals HSL 1, 2 en 4) zijn vooral bedoeld voor hogesnelheidstreinen, maar intercity’s gebruiken sommige stukken beperkt.

Denk aan de as rond Antwerpen en Noorderkempen, waar je bij geschikt materieel en toelating tot circa 200 km/h kunt rijden; verder gaat een IC vaak via het klassieke net naar Brussel of Luik. Voor jouw reistijd telt vooral de toegang tot de HSL, het aantal haltes en eventuele knooppunten: hoe minder stops en hoe directer de route, hoe groter je tijdwinst.

[TIP] Tip: Gebruik reisplanner; HSL-IC 200 km/u, anders 140-160 km/u.

Factoren die je reistijd bepalen naast topsnelheid

Factoren die je reistijd bepalen naast topsnelheid

Naast de topsnelheid bepaalt een reeks operationele keuzes en omstandigheden hoe snel je er echt bent. Dit zijn de factoren die in de praktijk het meeste gewicht hebben.

  • In- en uitstappen, haltepatroon, kruisingen en voorrang op het spoor: drukke perrons, smalle deuren en lange treinen verlengen de halteertijd; korte afstanden tussen stations beperken de tijd om op baanvaksnelheid te komen; de verkeersleiding regelt kruisingen en inhalen, waardoor je soms kort voor een sein wacht; ook tijdelijke snelheidsbeperkingen (werkzaamheden, glad spoor, harde wind) drukken het tempo.
  • Dienstregeling, rijtijdmarges en punctualiteit: geplande speling in de rijtijd zorgt voor betrouwbaarheid en aansluitingen, maar betekent dat je niet voortdurend maximaal doorrijdt en af en toe “op tijd” rijdt of wacht; keuzes in paden en overstappen sturen zo je effectieve reistijd.
  • Materieelkeuze, tractie en energiezuinig rijden: het treintype bepaalt hoe snel er wordt versneld en geremd; moderne intercity’s halen vlotter de baanvaksnelheid, terwijl energiezuinig rijden (coasten, anticiperend remmen, ATO/advies) bewust pieksnelheid inruilt voor comfort, rust en een lager verbruik.

Alles bij elkaar is de topsnelheid op papier maar een stukje van de puzzel. Begrijp je deze factoren, dan snap je waarom de ene intercity sneller voelt dan de andere.

In- en uitstappen, kruisingen en voorrang op het spoor

De tijd die je trein stilstaat aan het perron, de halteertijd, is een directe rem op je gemiddelde snelheid. Drukte, smalle doorgangen en het niet overal openen van deuren kunnen makkelijk tientallen seconden per stop kosten. Daarna bepaalt de verkeersleiding wie wanneer mag rijden: intercity’s krijgen vaak voorrang op sprinters, maar goederentreinen en internationale treinen hebben vaste paden die je soms even laten wachten.

Bij gelijkvloerse kruisingen en drukke knooppunten moet je vaak “in het gat” van de dienstregeling passen; is dat gat net gemist, dan sta je voor een geel of rood sein. Enkelsporige stukken, werkzaamheden of storingen vergroten dit effect. Zo bepalen instapproces, kruisingen en prioriteit samen hoeveel van de rit je echt op snelheid kunt rijden.

Dienstregeling, rijtijdmarges en punctualiteit

De dienstregeling bepaalt het pad dat je intercity volgt, met vaste vertrektijden, knooppunten en overstapaansluitingen. Rijtijdmarges zijn bewuste buffers in dat pad: extra seconden of minuten om variaties in in- en uitstappen, snelheidsbeperkingen, weersinvloed of kleine vertragingen op te vangen. Daardoor rij je soms net onder de maximumsnelheid of wacht je kort voor een sein, zodat je toch op tijd bij het volgende knooppunt aankomt.

Te krappe marges maken het netwerk storingsgevoelig; te ruime marges maken je rit onnodig lang. Verkeersleiding gebruikt die marge om vertraging terug te winnen, bijvoorbeeld door soepel door te laten rijden of een korte wachtstop te schrappen zonder overstappen te breken. Een goede balans verhoogt de punctualiteit en geeft je betrouwbare aansluitingen, ook bij drukte of herfstgladheid.

Materieelkeuze: tractie en energiezuinig rijden

Welk materieel je intercity inzet, bepaalt hoe snel je op gang komt en hoe constant je snelheid blijft. Tractie (trekkracht) draait om vermogen per ton: een moderne elektrische treinstel-IC accelereert merkbaar sneller dan een getrokken trein met locomotief en losse rijtuigen. Dat helpt vooral tussen dicht bij elkaar liggende stations en bij het invoegen uit knooppunten. Energiezuinig rijden benut juist slim gas los, oftewel rollen, en regeneratief remmen waarbij je stroom terug de bovenleiding instuurt.

Met rijhulpsystemen en ERTMS kun je preciezer op snelheidsprofielen rijden, zodat je minder hoeft te remmen voor seinen en wissels. Vaak win je zo zowel comfort als tijd, omdat je vloeiend doorrijdt en binnen de rijtijdmarges toch op schema blijft.

[TIP] Tip: Laat intercitysnelheid los; kijk naar haltes, overstappen en perronloop.

Praktische tips om zo snel mogelijk met de intercity te reizen

Praktische tips om zo snel mogelijk met de intercity te reizen

Snel reizen met de intercity begint vóór vertrek. Met slim plannen en een paar gerichte keuzes win je minuten zonder harder te rijden.

  • Slim plannen: kies in je reisplanner altijd de snelste route en check of je via de HSL kunt reizen; met ICNG (tot ca. 200 km/h) ben je vaak merkbaar sneller, vooral op langere afstanden. Filter op minder overstappen en geef de voorkeur aan één directe intercity boven meerdere korte etappes.
  • Realtime snelheid en reistijd checken: kijk vlak voor vertrek in de app naar perron- en spoorwijzigingen, vertragingen en werkzaamheden; volg live positie (en snelheid waar beschikbaar) en kies zo nodig een alternatief. Reis bij voorkeur buiten de spits: minder drukte verkort halteertijden en vergroot je kans op een zitplaats.
  • Handige overstappen en zitplaatskeuze: sta op tijd op het perron en positioneer je waar de deuren openen; kies een bak dicht bij trappen/uitgangen of bij de looproute van je volgende aansluiting. Houd bagage compact, wees vlak vóór aankomst gereed om uit te stappen en laat de doorgang bij de deuren vrij.

Met deze gewoontes beperk je wachttijd en halteertijd en haal je vaker je aansluiting. Zo profiteer je maximaal van intercitysnelheid, zeker op HSL-trajecten.

Slim plannen: wanneer de HSL loont

De HSL loont vooral als je een langer, rechtstreekser stuk rijdt met weinig haltes en er modern materieel zoals ICNG is ingepland. Denk aan trajecten als Amsterdam-Schiphol-Rotterdam-Breda, waar je tot circa 200 km/h rijdt en de tijdwinst echt doortikt. Check in je reisplanner of de trein daadwerkelijk over de HSL gaat en niet via de oude lijn, en kijk vlak voor vertrek naar storingen of werkzaamheden, want omleidingen kunnen de winst wegnemen.

In Nederland betaal je op een deel van de HSL soms een toeslag; die is de moeite waard als je meerdere minuten versnelt of een strakkere aansluiting haalt. Voor korte afstanden of routes met extra overstappen is de HSL meestal minder zinvol; kies dan de meest directe intercity zonder omweg.

Realtime snelheid en reistijd checken

Voor vertrek en tijdens de rit helpt realtime info je om tijd te winnen. In de reisinformatie-app zie je actuele vertraging, gewijzigd vertrekspoor, verwachte aankomsttijd en of je trein via de HSL rijdt. Tijdens de rit worden doorkomsttijden continu bijgesteld, zodat je meteen weet of een overstap nog haalbaar is of dat je beter een alternatief kiest. Je kunt je eigen snelheid grof inschatten met de GPS van je telefoon; die werkt het best bij een raam en kan in tunnels even wegvallen.

Vergelijk de actuele snelheid en doorkomsttijden met de planner om te zien of je op schema ligt. Zet meldingen aan voor verstoringen en spoorwijzigingen, en check de schermen in de trein voor de meest betrouwbare, contextgevoelige updates.

Handige overstappen en zitplaatskeuze voor vlot in- en uitstappen

Snel overstappen begint met je positie op het perron: check in de app de treinsamenstelling en perronsecties, en ga staan bij de deuren dicht bij de trappen of liften van je volgende station. Kies in de trein een zitplaats vlak bij een deur, maar houd de doorgang vrij, zodat je snel naar buiten kunt zonder te moeten wringen. Weet je aan welke kant de deuren openen, ga dan aan die zijde zitten om tijd te winnen.

Gebruik bezettingsinformatie om de drukste bakken te mijden; een rustiger bak stapt sneller uit. Plan overstappen bij voorkeur cross-platform (zelfde perron) of met korte looproutes en reis licht, zodat je vlot kunt lopen. Zo pak je seconden bij elke stop en houd je je aansluiting makkelijker.

Veelgestelde vragen over snelheid intercity

Wat is het belangrijkste om te weten over snelheid intercity?

Intercitysnelheid draait om maximale, dienstregelsnelheid en gemiddelde snelheid. Versnellen, remmen en haltepatroon bepalen de praktijk, net als veiligheidssystemen ATB en ERTMS en het seinwezen. Op HSL’s liggen snelheden hoger dan op klassieke baanvakken.

Hoe begin je het beste met snelheid intercity?

Kies ritten die HSL gebruiken (bijv. ICNG tot circa 200 km/h) en plan via de reisplanner. Check realtime snelheden en vertragingen, minimaliseer overstappen, sta dicht bij deuren voor vlot in- en uitstappen, vertrek buiten spits.

Wat zijn veelgemaakte fouten bij snelheid intercity?

Alleen naar topsnelheid kijken. Haltepatroon, rijtijdmarges, kruisingen en voorrang negeren. Niet kiezen voor HSL-varianten of ICNG waar beschikbaar. Laat instappen of verkeerde bak kiezen, waardoor overstappen mislukken. Storingen en werkzaamheden niet vooraf checken.